Op 1 januari 2024 zal de Omgevingswet in werking treden. Wat gaat er veranderen? Om u goed voor te bereiden, zullen wij op 7 december 2023 een seminar organiseren over deze nieuwe wetgeving. U kunt zich hier inschrijven. In aanloop naar het seminar informeren wij u in diverse blogs over de belangrijkste veranderringen.
Omgevingsvisie en programma
Twee van de kerninstrumenten onder de Omgevingswet zijn de omgevingsvisie en het programma.
De omgevingsvisie bevat de integrale langetermijnvisie van het bestuursorgaan over de ontwikkelingen van de fysieke leefomgeving. Zowel op rijksniveau, provinciaal niveau als gemeentelijk niveau geldt deze verplichting. Waterschappen hoeven geen omgevingsvisie vast te stellen.
De omgevingsvisie wordt vastgesteld door de gemeenteraad, Provinciale Staten of de Minister. Het bepaalt de beleidsdoelen op de langere termijn en werkt de kwaliteit van de fysieke leefomgeving uit. De maatregelen die leiden tot de kwaliteit van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in het programma. Dit kunnen maatregelen over de uitvoering zijn, maar het kan ook gaan over financiële of communicatieve maatregelen.
De omgevingsvisie en het programma omvatten beiden het beleid over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en bepalen de manier om dit te kunnen bereiken op de langere termijn. De omgevingsvisie en het programma werken niet door naar omgevingsvisies of programma’s van andere bestuursorganen en zijn dus zelfbindend. Een zorgvuldige besluitvorming en goed bestuur zal er echter toe leiden dat de visies en programma’s rekening houden met de inhoud van ander beleid.
Een omgevingsvisie wordt vastgesteld met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Betrokkenen kunnen in deze procedure zienswijzen naar voren brengen. De vastgestelde omgevingsvisie is niet voor beroep vatbaar. Het is daarom verstandig als burger of maatschappelijke organisatie vroeg van je te laten horen bij het moment van terinzagelegging van de omgevingsvisie. Er geldt overigens geen termijn om de omgevingsvisie te actualiseren.
Het programma bevat de maatregelen om de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving te bereiken. Een programma kan worden vastgesteld door alle bestuurslagen, dus ook waterschappen. Er zijn vier verschillende omgevingsprogramma’s:
De participatie van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties is van belang bij de gehele procedure van het programma. Zo geldt een motiveringsplicht voor het bestuursorgaan in verband met de participatie. Ook moet door het bestuursorgaan bij sommige programma’s aangegeven worden in hoeverre aan de beleidsregels over participatie is voldaan. De regeling hiervoor is te lezen in artikel 10.8 van het Omgevingsbesluit. Ook in het geval van een programma staat geen beroep open, met uitzondering van programma’s die een rechtstreekse titel geven voor activiteiten.
De omgevingsvisie vervangt de huidige structuurvisie van de gemeente. Toch zijn er belangrijke verschillen tussen de omgevingsvisie en de structuurvisie. De omgevingsvisie is meer gericht op het samenbrengen van meerdere sectorale visies onder één visie (zoals wonen, milieu, bodemkwaliteit en economie). Ook het aspect van participatie is meer aanwezig bij de omgevingsvisie dan bij de structuurvisie.
Gemeenten dienen uiterlijk op 1 januari 2027 een omgevingsvisie te hebben vastgesteld. Zolang de gemeente nog geen omgevingsvisie heeft vastgesteld, blijft de oude structuurvisie gelden. Omgevingsvisies die onder het oude recht tot stand zijn gekomen, worden gelijkgesteld aan een omgevingsvisie onder de Omgevingswet. Daarvoor is wel vereist dat deze omgevingsvisie aan de inhoudelijke eisen van de Omgevingswet voldoet en al voor inwerkingtreding van de Omgevingswet is vastgesteld.
Op 1 januari 2024 moeten de provincies en het Rijk over een vastgestelde omgevingsvisie beschikken. Als al vastgestelde omgevingsvisies voldoen aan de inhoudelijke eisen van Omgevingswet (artikel 3.2 en 3.3), dan heeft die te gelden als een omgevingsvisie in de zin van de nieuwe wet.
Voor wat betreft de programma’s verschilt het overgangsrecht enigszins tussen de vier verschillende programma’s. De verplichte programma’s blijven op grond van 4.56 en 4.57 van de Omgevingswet gelden. Vernieuwing van programma’s op grond van Europese regelgeving is verplicht vanaf het moment dat Europese regelgeving dit vermeldt. Een vrijwillig programma dat is vastgesteld tussen 23 maart 2016 en de inwerkingtreding van de Omgevingswet, geldt als een programma op basis van de Omgevingswet. Het programma moet dan wel voldoen aan de eisen die de Omgevingswet stelt.
Een overzicht van alle blogs in de blogreeks Omgevingswet kunt u hier vinden.
Minister Ollongren is er uit: de nieuwe datum voor inwerkingtreding van de Omgevingswet is...
Als burger ga je ervan uit dat de informatie die je van een gemeenteambtenaar ontvangt, juist is....
Op 1 januari 2024 zal de Omgevingswet in werking treden. Wat gaat er veranderen? Om u goed...