Bestuursorgaan handelt in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel door een besluit te nemen zonder het advies van de adviescommissie af te wachten

Heeft het College van Burgemeester en Wethouders in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld door een besluit op bezwaar te nemen zonder eerst het advies van de bezwaarschriftencommissie af te wachten? Dit was de vraag die in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 november 2025 aan de orde kwam.[1]

Het zorgvuldigheidsbeginsel in het kort

Bestuursorganen zijn gebonden aan de zogenaamde “algemene beginselen van behoorlijk bestuur”. Deze beginselen kunnen worden gezien als een soort gedragsregels waaraan bestuursorganen zich moeten houden in de omgang met burgers en bedrijven.[2] Eén van die beginselen is het zorgvuldigheidsbeginsel. Op grond van dit beginsel moet een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit alle nodige kennis vergaren over de voor dat besluit relevante feiten en af te wegen belangen.[3]

Procesverloop

De voorliggende zaak gaat over een verzoek om handhaving. Nadat het College van Burgemeester en Wethouders het handhavingsverzoek van appellant heeft afgewezen, heeft appellant tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In de bezwaarprocedure heeft het College de bezwaarschriftencommissie gevraagd om een advies uit te brengen.[4]

Vervolgens heeft het College zonder dit advies af te wachten een besluit op bezwaar genomen, waarin het College de bezwaren van appellant ongegrond verklaart en het besluit waarin het handhavingsverzoek werd afgewezen in stand laat. Tegen dit besluit is appellant in beroep gegaan bij de Rechtbank.

De Rechtbank komt in haar uitspraak tot het oordeel dat het College in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld, door niet alvorens een besluit op bezwaar te nemen het advies van de bezwaarschriftencommissie af te wachten.

Wat vindt de Afdeling?

De Afdeling overweegt in haar uitspraak dat het College vóór het nemen van het besluit op bezwaar alle mogelijkheden om de beslistermijn te verlengen had moeten benutten, zodat het advies van de bezwaarschriftencommissie kon worden afgewacht.[5] Nu het College geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid uit artikel 7:10 derde (en eventueel vierde lid) van de Algemene wet bestuursrecht om de beslissing te verdagen, vindt de Afdeling dat het College nog geen beslissing op bezwaar had mogen nemen.

De Afdeling komt dan ook tot de conclusie dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het College in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door een besluit te nemen zonder het advies van de adviescommissie af te wachten. In dit oordeel speelt ook mee dat het College zelf om dat advies had verzocht en wist dat er nog een advies werd verwacht.

Het feit dat het College in zijn besluit op bezwaar een volledige heroverweging heeft gemaakt, waarbij het College is ingegaan op alle bezwaren van appellant, doet, aldus de Afdeling, niet af aan het feit dat het College in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld. Evenmin leidt het feit dat het (uiteindelijk) uitgebrachte advies van de bezwaarschriftencommissie gelijkluidend is aan het besluit van het College tot een ander oordeel.

Heeft u vragen over deze blog? Of zoekt u hulp bij een bezwaarprocedure? Neem dan contact op met onze advocaten ruimtelijk bestuursrecht & milieurecht. Wij helpen u graag verder.

Deze blog is algemeen van aard en er kunnen geen rechten aan worden ontleend.